Gerd Couckhuyt over de zin en onzin van interieurtrends
Al snel blijkt dat Gerd niet zo hoog oploopt met trends. “Ik krijg zo’n raar gevoel bij dat woord”, vertelt hij. “Als een stijl echt goed uitgevoerd wordt, is het resultaat tijdloos. Een trend is vaak een afkooksel van zo’n stijl. Pas op, het kan ook goede en interessante interieurs opleveren, maar het unieke gaat wel verloren.”
Hoe creëer je dan zo’n uniek en tijdloos interieur?
“Dat is een kwestie van verhouding en compositie, van balans en evenwicht”, vertelt hij enthousiast. Klinkt eenvoudig, maar niets is minder waar. Het vereist een getraind oog, veel oefening en evenveel tijd en geduld, leren we uit het gesprek. Dat verwerven wordt steeds minder evident, in een maatschappij waarin alles alsmaar sneller moet gaan. “Een interieur is geslaagd als het rust brengt, als je ernaar kunt blijven kijken en ervan geniet. Een project is ook pas een succes wanneer het je lukt om goed aan te voelen wat mensen echt willen en verlangen. Je moet iets creëren waar ze zelf nooit zouden opkomen. Of het dan om grote of kleine ruimtes gaat, maakt mij niets uit. Het proces is altijd weer even boeiend.”
Hoe kreeg jij dit in de vingers?
“Dat is een lang verhaal”, lacht Gerd. “Ik heb een hele weg afgelegd. Ik studeerde elektromechanica en heb ook jaren in die industrie gewerkt. Op mijn 25e ging ik opnieuw studeren. Ik deed interieurvormgeving in avondonderwijs en startte aan de kunstacademie, waar ik vijf jaar schilderkunst en vijf jaar beeldhouwkunst volgde. Het heeft me gevormd tot de ontwerper die ik vandaag ben. Door heel veel te tekenen en te boetseren train je jezelf in verhoudingen. Tekenen was mijn oefening en dat is het nog steeds.”
“Naarmate je oog geoefend raakt, ga je de dingen anders zien. Je beseft dat een stoel interessanter zal zijn als hij daar wat lager en daar wat breder is. Ik vind het jammer dat de basis vandaag een beetje verwaarloosd wordt, een voetballer moet ook gaan lopen als hij in eerste ploeg wil spelen hé.”
Meteen de belangrijkste tip van Gerd: ga tekenen of schilderen als je echt goed wil worden in interieurontwerp.
“Ik begon na mijn uren interieurs in te richten in bijberoep en zette in 2002 de stap naar fulltime interieur- en productontwerper.” Sinds 2012 draagt zijn studio de naam BHOOM.
Wanneer kwam jouw grote doorbraak?
“Toen ik de club Zuri, in het casino van Knokke, mocht inrichten. Ik had al een aantal jaar een concept voor de inrichting van een club in mijn hoofd. Ik praatte erover met een klant en die raakte helemaal begeesterd door mijn passie, maar hij wilde de horeca ook net de rug toekeren. Zijn zakenpartner wilde er wel nog verder in gaan en enkele gesprekken later sloegen we de handen in elkaar. Mijn droom werd realiteit. Horecaprojecten zijn interessant omdat je er een breed publiek mee bereikt. Anders dan bij een project voor particulieren leren meteen veel mensen je stijl kennen.”
Gerd wijst naar boven: “De lamp waaronder we zitten, werd voor dit project ontworpen.” Ze kreeg de naam ‘Izar’, werd een internationaal succes en zit vandaag nog steeds in de collectie van Modular Lighting Instruments.
“Er werd geen typische discotheek-verlichting gebruikt, we kozen ervoor om alleen met designverlichting te werken. Daarmee kun je evengoed fantastische effecten creëren. Bijna alles in de club was wit, maar met de kleurleds in de lampen konden we hem telkens in een andere sfeer doen baden. De inkom was gebaseerd op een kunstwerk van Laperre dat ik ooit in het S.M.A.K. zag. Hij was donker, en door te werken met spiegels en verlichtte lijnenpatronen leek de ruimte oneindig. Binnenkomen was al een bijzondere ervaring, maar eens je de deur opende en de volledig witte club binnenwandelde, was de verrassing compleet. Door de donkere tunnel naar het licht, dat was het gevoel dat ik wilde oproepen. Ik werkte met schuine wanden, zeshoekige deuren, alles in de club was apart.”
Een 3-tal jaar later mocht Gerd de club herinrichten. “Hij veranderde van eigenaar, werd de VIP Room en moest een andere sfeer uitstralen. De witte bar werd bekleed met spiegels en werd zo een gigantische discobal. Zwart en goud werden de dominante kleuren. Eigenlijk toont dit heel mooi aan hoe belangrijk de vormtaal is. Bijna het hele concept bleef overeind, maar door alles andere kleuren te geven, krijg je een heel andere ambiance. Als je basis goed zit, kan je dus perfect inspelen op trends zonder je identiteit te verliezen.”
Was dit circulair bouwen avant la lettre? “Neen, het was toen vooral een kwestie van budget”, geeft Gerd toe, “maar vandaag hou ik wel bewust rekening met ecologische factoren.”
Met Zuri heb je een eerste droom verwezenlijkt. Volgden er nog?
“Ik leef eigenlijk van droom tot droom en tot nu heb ik ze allemaal al kunnen verwezenlijken. Toen ik dat jaren terug ook tegen een klant zei, vroeg hij me wat mijn volgende droom was. ‘Ik ben geen architect,’ vertelde ik hem, ‘maar ooit ontwerp ik een gebouw’. Een tijd nadien belt hij me op en vraagt of het ook een bedrijfsgebouw mag zijn. Zo heb ik samen met architect Dirk Demeyer het nieuwe bedrijfsgebouw voor Goddeeris ontworpen. Je ziet er duidelijk mijn vormtaal in, maar door de wisselwerking met Dirk is er echt iets nieuws ontstaan. We hebben beiden onze grenzen verlegd.”
En wat is nu de volgende droom?
“Die is wel heel ambitieus en ga ik nog even voor mezelf houden. Ik vermoed dat het de laatste zal zijn, daarna ben ik waarschijnlijk klaar voor mijn pensioen”, lacht Gerd.
Nu zijn we wel erg benieuwd, maar we blijven voorlopig op onze honger zitten…
Iets anders dan. Welke stijl spreekt jou het meest aan?
“Het minimalisme vind ik fantastisch. Ik heb Maarten Van Severen nog met een piepklein standje op Interieur weten staan en ben hem altijd blijven volgen. Hij begreep minimalisme als geen ander. Het minimalisme bestaat al heel lang, maar met de jaren is ook dat een trend geworden. Helaas heeft niet iedereen het begrepen. Velen denken dat ze het kunnen, dat alles strak en recht maken, volstaat, maar er zit zoveel meer achter. Minimalisme is een van de moeilijkste stijlen, daar blijf ik bij. Je kunt niets wegsteken. Het weinig dat er is, moet echt perfect zijn.”
“Anderzijds heb ik ook veel bewondering voor de organische stijl van Zaha Hadid. Ik probeer beide te combineren.”
Hoe zou je jouw stijl dan omschrijven?
“Ik probeer het pure en minimalistische mee te nemen in mijn ontwerpen, maar ik hou toch meer van vrouwelijke vormen”, lacht Gerd. “Eigenlijk is het dus minimalisme met een vrouwelijke saus over. Ik zet mijn lijnen niet recht, maar schuin. Die lijnen benader ik dan met de strengheid van het minimalisme. Hoe schuin moet de lijn precies staan? Ga ik voor een kleine of grote radius? Wat geeft de meeste spanning?”
Welke trends tekenen zich vandaag af?
“Na het minimalisme zie ik nu toch steeds meer afgeronde vormen in interieurs. Designproducten zijn vaak een voorloper. Naarmate architecten een stijl meer omarmen en deze vaker in de pers opduikt, begint hij zich echt door te zetten. Ik zie bijvoorbeeld steeds meer afgeronde keukeneilanden, maar als aannemer moet je hier wel voor openstaan.”
En dat is niet altijd het geval?
“De uitdrukking ‘rond is stront’ leeft niet voor niets onder aannemers hé. Heel wat uitvoerders zien ertegenop. Ze hebben niet de juiste machines, of twijfelen of ze de techniek wel in de vingers zullen krijgen. Ik hou ervan om te werken met uitvoerders die hun grenzen willen verleggen, en spring graag af en toe eens binnen in het atelier om alles grondig te bespreken. Door met elkaar in gesprek te gaan, leren we beiden bij. Misschien hebben ze net niet de juiste frees voor een bepaalde radius, maar begrijpen ze nadien wel beter waarom het echt op die manier moet worden uitgevoerd. Omgekeerd zal ik soms ook een ontwerp bijschaven als ik inzie dat iets niet op een betaalbare manier kan worden uitgevoerd omdat hun proces of machinepark het echt niet toelaat.”
“Omdat ik een vrij grote technische bagage heb, kan ik doorgaans goed samenwerken met uitvoerders, maar ontwerpen en maken zijn toch echt twee aparte werelden. Om te kunnen creëren, moet je het technische eerst helemaal loslaten om in alle vrijheid te ontwerpen. Pas in een latere fase ga je bekijken of het technisch ook uitvoerbaar is, en als dat niet zo is, ga je op zoek naar oplossingen. Als je tot een niet-alledaagse vormgeving wil komen, moet je starten met een wit blad en alles wat je kent en kunt durven loslaten.”
Je ontwerpt ook producten. Hoe is dat op je pad gekomen?
“Mijn stijl is niet voor iedereen. Ik wilde vanuit mijn niche toch een breder publiek kunnen aanspreken, en productdesign biedt die mogelijkheid. Vandaag gaat ongeveer 20% van mijn tijd naar interieurvormgeving en 80% naar productdesign. Ik blijf interieurs ontwerpen omdat het zo leuk is, én omdat het tot ideeën voor nieuwe producten leidt. Zo ontstaat er een leuke kruisbestuiving.”
“Het is een speciale wereld. Als je het geluk hebt dat je product een succes wordt, kun je daarvan meegenieten. In de beginfase moet je vooral risico’s nemen, want de tijd die je erin steekt, kan je niet doorrekenen. Je moet fabrikanten vinden die in je geloven en die je product op de markt willen brengen. Ik ben de eerste jaren vaak met mijn hoofd tegen de muur gelopen.”
Dan lijkt interieurontwerp toch een interessantere keuze?
“Ja, maar ik heb zo’n honger om zelf te creëren en producten te maken”, werpt Gerd onmiddellijk tegen. “Wanneer je zo’n creatie dan aan de andere kant van de wereld tegenkomt, geeft het zoveel voldoening. Ik heb gaandeweg mijn pad gevonden, maar als ik er goed over nadenk heb ik die passie om zelf dingen te maken altijd gehad. Als kind al.”
“Designer ben je niet van vandaag op morgen”, gaat Gerd peinzend verder. “Als mensen dan zeggen dat je aan een ontwerp toch niet zo lang werkt, vind ik dat lastig. Tegen een groot kunstenaar ga je toch ook niet zeggen dat de prijs van het werk niet klopt omdat hij er maar een paar uur aan gewerkt heeft? Als je alle jaren en uren meetelt, die nodig waren om tot een bepaald resultaat te kunnen komen, krijg je een andere rekensom. Het proces dat aan succes vooraf gaat, schatten we onvoldoende op waarde.”
Gerd toont een selectie van zijn werk. Er is de Messeyne Chair die hij ontwierp voor het gelijknamige hotel. Hij straalt de sfeer uit van de stoelen uit de fifties, maar kreeg een frisser en moderner design. Hij zit nu in de collectie van Durlet. Hij ontwerpt ook zitmeubelen voor buiten, zoals de succesvolle Elements ziteilanden, die met een Red Dot Award werden bekroond en verkocht worden door Manutti. Naast zitmeubelen zijn er bijzettafeltjes, een tapijt, servies en hondenmand. Gerd ontwierp ook heel wat verlichting, voor buiten en binnen. Van sfeerverlichting tot kantoorverlichting, die naast uiterst functioneel ook heel mooi is. De ontwerper laat zich niet vastpinnen op een niche en houdt ook duidelijk van die afwisseling.
Je draagt de outdoor wereld een warm hart toe?
“Wij Belgen zijn daar ook heel sterk in, denk maar aan merken als Tribù, Royal Botania, Manutti en Extremis. Stuk voor stuk wereldspelers, maar op interieurvlak hebben we dat niet. De Italianen hebben dat veel beter begrepen en de Scandinaviërs hebben een enorme inhaalbeweging gemaakt met merken als Hay, Muuto en Normann Copenhagen, die heel snel groot geworden zijn. Waarom hebben wij geen succesvolle bedrijven in dat segment? We zouden die buitenlandse bedrijven moeten fileren, en dan iets anders doen.”
“Maar dan hetzelfde”, voegt hij er lachend aan toe.
Je durft ook producten te ontwerpen als marketingstunt. Kun je daar wat meer over vertellen?
“Meestal wil je natuurlijk dat een product een succes wordt en dat je er veel exemplaren van kunt verkopen, maar je kunt het inderdaad ook gebruiken als een manier om je naambekendheid te vergroten. Ik deed dat voor een bedrijf dat geweven omheiningen maakte, zowel in echte wilgentakken als in een onderhoudsvrije kunststof variant. Ze wilden daarmee deelnemen aan Interieur en vroegen me om een stand te ontwerpen. In de plaats daarvan kozen we ervoor om een product te ontwerpen waarmee we de grenzen van hun kunnen aftastten. Ze maakten enkel rechte panelen, dus ik stelde voor om net iets heel organisch te maken. Het werd Mökki, een tuinshelter waarin je kunt zitten. De stand zelf was heel eenvoudig en spotgoedkoop, maar met dat ontwerp haalden ze massaal de pers. Hun naambekendheid kreeg een boost en ze groeiden sneller dan hun lief was.”
Is er een interieur dat je heel graag zelf had ontworpen?
Gerd moet er even over nadenken, maar opent dan zijn mailbox om ons een filmpje te laten zien. “Ik heb onlangs een wel heel erg inspirerend interieur gezien. Ik heb het filmpje al twee keer bekeken, dat wil al wat zeggen.”
Het gaat om het huis van Eduardo Neira, een architect en milieuactivist die diep in de Mexicaanse jungle woont. Hij liet zich leiden door de vormen van de natuur en daagt daarmee de gangbare architecturale conventies uit. Het huis gaat helemaal op in de omringende natuur. Absoluut het bekijken waard.
“Alles is perfect in balans. De materiaal- en kleurkeuze, hoe hij speelt met licht. Zelfs de schaduwen zijn mooi. Het is pure kunst, hij sculpteert een ruimte. Opnieuw: zoiets creëer je niet van vandaag op morgen, die man heeft daar jaren aan gewerkt. Mensen staan daar soms onvoldoende bij stil als ze op social media de perfecte plaatjes voorbij zien komen. Daarom heb ik het ook zo moeilijk met trends, ze zijn zo vluchtig. Al begrijp ik ook wel dat niet iedereen en niet elk bedrijf het zich kan permitteren om er niet op in te spelen.”
“Iets goeds maken, vraagt nu eenmaal tijd. Geef je het niet die tijd, dan krijg je uiteindelijk allemaal banale dingen”, rond Gerd af. “Gelukkig heeft Corona toch een zeker bewustwording op gang gebracht.”
Voor we de deur uitgaan, toont hij nog enkele van zijn schilderwerken. Zijn hobby kennen we al, maar wat zijn zijn andere favorieten?
Snel dit artikel gratis lezen?
Maak eenvoudig en gratis een account aan.
-
Lees elke maand een aantal plus-artikels gratis
-
Kies zelf welke artikels je wil lezen
-
Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief